e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boshoven

Overzicht

Gevonden: 811
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruis kruis: krȳs (Boshoven) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] I-11
kruisbeen kruisbeen: krȳsbɛi̯n (Boshoven) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kuip kuip: kū.p (Boshoven) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuiper kuiper: kȳpǝr (Boshoven) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuipersbedrijf kuiperij: kȳpǝrej (Boshoven) Het bedrijf waar men houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [monogr.] II-12
kussen kussen: køͅsə (Boshoven) kussen III-2-1
kussensloop kustijk: køͅstēk (Boshoven), kustreksel: køͅstreͅksəl (Boshoven) kussenovertrek, kussensloop III-2-1
kwast, noest knar: knar (Boshoven) Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.] II-12
laag schoven op de wagen koplaag: kǫplǭx (Boshoven  [(aan de voor- en achterkant van de kar)]  ), laag: lǭx (Boshoven) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
lade lade: lāi̯ (Boshoven) lade III-2-1