e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boshoven

Overzicht

Gevonden: 811
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lammeren lammen: lāmǝ (Boshoven) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: la.mp (Boshoven) lamp III-2-1
lampenkap lampenkap: la.mpəkap (Boshoven) lampenkap III-2-1
lampenpit kousje: koͅu̯skə (Boshoven), lampenkatoen: la.mpəkətū.n (Boshoven) kousje van spirituslamp III-2-1
langgerekt hok ruiter: ruiter (Boshoven) De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.] I-4
lantaarn lantaarn: lantēͅr (Boshoven), lucht: løxt (Boshoven) lantaarn III-2-1
lat lat: lat (Boshoven) In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12
laurierboompje laurier: loureer (Boshoven) laurier III-2-1
lege eerste koe schot: sxǫt (Boshoven) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
legnest hennennest: henǝnęst (Boshoven) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6