e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boukoul

Overzicht

Gevonden: 1309
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neger neger: neger (Boukoul), zwarte, een -: zjwarte (Boukoul) neger [N 102 (1998)] III-3-1
nestkastje vogelkouwtje: veugelkeutje (Boukoul) vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)] III-4-1
neus (spotnamen) gevel: gee.vel (Boukoul), kuit: kui.t (Boukoul), voorgevel: veu.rgee.vel (Boukoul) neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neusgaten neusgaten: naasgaa.ter (Boukoul) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusriem naasriem: nāsrēm (Boukoul) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10
neusring ring: rēŋk (Boukoul) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12
nier nier: neer (Boukoul) nier [N 10 (1961)] III-1-1
niet bevrucht gust: gø̜s (Boukoul) Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18] I-11
nieuwsgierig kijken nieuwsgierig kijken: nuujsjeerig kīē.ke (Boukoul) kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)] III-1-1
niezen niesten: neeste (Boukoul), niezen: neeze (Boukoul) niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] III-1-2