e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boukoul

Overzicht

Gevonden: 1309
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pudding pudding: Syst. WBD  pöd’ding (Boukoul) Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3
puistjes brobbels: brŏĕbele (Boukoul) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
punt van het blad van de zeis punt: pø.ntj (Boukoul) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
putemmer putemmer: pøͅtømər (Boukoul) [N 12 (1961)] I-7
putter puttertje: pötter, pötterke (Boukoul) putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)] III-4-1
raadsel(tje) raadsel(tje): rèùdselke (Boukoul), (onz.).  raodsel (Boukoul) raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raden raden: rao.jen (Boukoul) raden [N 07 (1961)] III-3-2
rammelkar kloterkar: klōtǝrkęr (Boukoul) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
ransuil katuil: katūūl (Boukoul) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
rapen rapen: rāpǝ (Boukoul) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5