e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drachtige merrie vol: vǫ.l (Bree), volle meer: vǫl mē̜.r (Bree) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten vijzen: vēͅzə (Bree) [Goossens 1b (1960)] I-7
dragen dragen: dragen (Bree) dragen [ZND m] III-1-2
dragen, gezegd van ijs goed dragen: het i-js dreegt good (Bree) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drager van het kerkvaandel vaandrager: vaandrager (Bree) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
dragon dragon: Bree Wb.  dragon (Bree, ... ) Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
drank drank: drank (Bree), drinkje: dim.  drenkske (Bree) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drāvǝ (Bree) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dreft (Bree), drèèf (Bree), drèèft (Bree) een lange dreef [ZND 23 (1937)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen grijnzen: grinse (Bree, ... ), Jòngke, sjei toch in ût möt det grinse (of det gegrinsde kri-gs di-jn gòsting toch neet Samenstellingen: grinskluut,grinserd, grinslap, grinsi-jzer  grinse (Bree), janken: janke (Bree) grienen, drenzen || huilerig zeuren || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4