e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gepachte hoeve, pachtgoed pachtgoed: paxt˲gō (Bree), winning: weneŋ (Bree), wɛneŋ (Bree) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
geprimeerde stier prijsstier: prī.sstēr (Bree) Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b] I-11
geraamte geraamte: gerèèmte (Bree), gərømtə (Bree) een geraamte [ZND B1 (1940sq)] || geraamte [N 10a (1961)] III-1-1
gereed gereed: gərēͅjt (Bree), Ich bön nog neet gereid möt mee werk  gereid (Bree), klaar: klōr (Bree), klōͅr (Bree), klōͅər (Bree), tiêge de middig kan ich möt det werkske kloar zeen  kloar (Bree), kompleet: di-j verzameling waas eindelik kòmpliêt  kòmpliêt (Bree), vaardig: vèrig (Bree), Voilà, det werkske is alweer vèrig  vèrig (Bree) afgewerkt || gereed (vaardig): het eten is gereed [ZND B2 (1940sq)] || gereed, af || gereed: zijt ge gereed met uw werk ? [ZND B2 (1940sq)] || klaar [ZND A2 (1940sq)], [ZND m] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] || klaar,af || volledig, af III-1-4
gerieflijk gerieflijk: ei gereefliek huus (Bree), gereeflijk (Bree), gərēflək høͅjs (Bree) Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gering aantal, een paar koppel: koppel (Bree), paar: paar (Bree) een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] III-4-4
geroezemoes gekal (zn.): het gekal (Bree) druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)] III-3-1
gerookt spek gerookt spek: gerijkt spek (Bree), inz. voor vleeswaren gereikte sjònk gereikt spek  gereikt spek (Bree) gerookt || spek dat gerookt is [DC 48 (1973)] III-2-3
gerst gerst: gárst (Bree) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geruite jurk ruitjeskleed: rējtšəsklēͅit (Bree), ri-jtsjeskleid (Bree) jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] III-1-3