e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grijpen door roofdieren vangen: Bree Wb.  vange (Bree) Hoe noemt u het vastgrijpen van ratten, muizen, etc. door roofdieren (klampen) [N 83 (1981)] III-4-2
grijpen naar pakken: noa get pakke (Bree), pakke (Bree), pakə (Bree) grijpen naar iets [naar iets raome] [N 10a (1961)] || Naar iets grijpen [ZND 35 (1941)] III-1-2
gril gril: gril (Bree), kuren: ook materiaal znd 29, 16  keeren (Bree), kuur: ook materiaal znd 29, 16  keer (Bree), ook materiaal znd 29, 16 met lengteteken op de e  kér (Bree) een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)] || kuren (znw) [ZND 01 (1922)] III-1-4
grind kiezel: kii̯.zǝl (Bree), kē.zǝl (Bree) Collectieve benaming voor de kleine keitjes die in grote menigte in diluviale gronden en op de bodem van de rivieren worden aangetroffen, kiezels. [S 11; L 1a-m; N 18, add.; monogr.] I-8
grinniken grinniken: grinniken (Bree) lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)] III-1-4
groeien gedijen: gedijen (Bree), profiteren: geprofeteèrd (Bree), geproffitèrd (Bree), wassen: wasse (Bree, ... ), wasǝ (Bree) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || die kleine heeft geprofiteerd (struiser, groter geworden) [ZND 40 (1942)] || Groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 106 (2001)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] I-4, III-1-1
groeien, wassen wassen: Bree Wb.  wasse (Bree) Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)] III-4-3
groeizaam weer mals (weer): mals (Bree), mals wèèr (Bree), màls wēͅr (Bree), mals weer: meltš wèr (Bree), multsj (Bree), møltš (Bree), mul weer: JK: correct overgenomen  mul wèèr (Bree), vors (weer): vors wèèr (Bree), voͅrs wēͅr (Bree), vórs wèèr (Bree), wassig (weer): wassig (Bree), weͅsex (Bree), weͅsex wer (Bree), wàsex (Bree) groeizaam weer (in de zomer) [vet] [N 22 (1963)] || mals regenachtig weer (in de zomer) [vers, vörs] [N 22 (1963)] III-4-4
groen (kleur) groen: green (Bree, ... ), grēn (Bree, ... ) groen [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] III-4-4
groenling groenvink: greenvink (Bree) groenling III-4-1