20021 |
hanggeranium |
geranium:
Bree Wb.
zjeranium (L360p Bree)
|
Hanggeranium (pelargonium peltatum). De bladeren zijn duidelijk 3- of 5-lobbig, de lobben zijn gaafrandig. De plant heeft liggende stengels, die vaak over de rand van de bloempot heenhangen. De bloemen zijn lichtrood of wit van kleur en groeien in scherme [N 92 (1982)]
III-2-1
|
19373 |
hangslot |
hangslot:
hangsluut (L360p Bree),
hangslúut (L360p Bree),
haŋsly(3)̄t (L360p Bree),
veter:
vēͅtər (L360p Bree),
Doog het vèterke mè oppe diêr Het A.N. veter = eine nistel
vèter (L360p Bree),
vetertje:
vèterke (L360p Bree)
|
Een slot dat aan b.v. een koffer of aan een deur gehangen wordt, met een draaibare beugel (kluister, hangslot, korna ) (=Fr. cadenas) [N 79 (1979)] || hangslot [N 07 (1961)], [ZND 06 (1924)], [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18979 |
hansworst |
aansteller:
aanstöller (L360p Bree)
|
iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21543 |
hard roepen |
hel roepen:
hēͅ rēəpt hĕl (L360p Bree)
|
hij roept hard [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
21413 |
hard schreeuwen |
hel schreeuwen:
mə mo‧t hel šri‧əvə, andərs vərstɛjtər o‧s ne‧t (L360p Bree)
|
Men moet hard schreeuwen, anders verstaat hij ons niet. Men: wordt dit woord wel gebruikt in uw dialect? Zoniet, door welk voornaamwoord wordt men weergegeven? [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|
25147 |
hard waaien |
hel waaien:
heͅl weͅjə (L360p Bree),
hêl wejje (L360p Bree),
’t weͅjtš heͅl (L360p Bree)
|
hard waaien [boezen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25027 |
hard, luid |
hel:
hêl (L360p Bree)
|
hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33684 |
harde, lastige grond |
derf land:
dɛrf lantš (L360p Bree)
|
Harde, zware grond die moeilijk te bewerken is. [N 27, 33; R 3, 6; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
18036 |
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) |
hel van lijf:
hêl van li-jf zeen (L360p Bree),
verstopping:
verstopping (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (beslotenheid, constipatie, obsteeg afgaan). [N 84 (1981)] || Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (verstopping, verstopt, hardlijvigheid, niet kunnen afgaan). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
30151 |
hardsteen |
blauwe steen:
blǫwǝ stęjn (L360p Bree),
graniet:
granīt (L360p Bree)
|
Grijsblauwe kalksteen die wordt gebruikt voor stoepen, trappen, vloeren, dorpels en trottoirbanden. De term 'arduin' wordt meestal gebruikt voor hardsteen die uit België afkomstig is. Hardsteen in gepolijste vorm is ook wel onder de naam 'graniet' bekend. De 'Naamse steen' is een harde, blauwe kalksteensoort, afkomstig uit groeven uit de omgeving van Namen die vaak wordt gebruikt voor dorpels. Hij is in kwaliteit vergelijkbaar met de 'Luikse steen'. Volgens de invuller uit L 270 werd de Naamse steen ook gebruikt voor plavuizen. [N 30, 55c-g; N 30, 56; monogr.]
II-9
|