19461 |
hek, hekwerk |
ijzeren grille (fr.):
i-jzere gril (L360p Bree)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19488 |
hek, poortje |
achterpoortje:
achterportsje (L360p Bree),
veken:
fekke (L360p Bree, ...
L360p Bree),
Omdet het vekke upestòng is den hònd könne wegluipe
vekke (L360p Bree)
|
achterpoortje naar de tuin of het achteruit || Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)] || hekken || poortje in b.v. een haag
III-2-1
|
29323 |
hekel |
hekel:
hikǝl (L360p Bree),
hēkǝl (L360p Bree)
|
Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.]
I-5
|
23906 |
hel |
hel:
höl (L360p Bree)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
aallijk:
āleͅk (L360p Bree),
heel:
Iemand helemaal niet kennen: Ich kön hem van hart of start.
hiêl (L360p Bree),
ram:
ram (L360p Bree),
rats:
rats (L360p Bree)
|
geheel (aallijk) [ZND B2 (1940sq)] || helemaal, geheel en al
III-4-4
|
24911 |
helling, talud |
afzink:
aafzink (L360p Bree),
helling:
héʔliŋ (L360p Bree)
|
helling langs de weg [ZND m] || helling, talud
III-4-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
hemel (L360p Bree, ...
L360p Bree),
hēməl (L360p Bree),
hɛ.məl (L360p Bree)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND] || Hemel. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
24652 |
hemelsleutel |
sint-janskruid:
Bree Wb.
Sint-Janskrûd (L360p Bree)
|
Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23241 |
hemelvaartsdag |
hemelvaart:
hemelvaart (L360p Bree)
|
Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
brok:
brok (L360p Bree),
hen met kiekens:
hen met kiekens (L360p Bree)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|