21902 |
arm |
arm:
ɛ.rǝm (L360p Bree)
|
Zie de toelichting bij het lemma ɛarm liggenɛ.' [N O, 34j; Vds 193; Jan 198; Coe 169]
II-3
|
18239 |
armband |
armband:
ermband (L360p Bree),
bracelet (fr.):
brozjelöt (L360p Bree),
ei branseletje (L360p Bree),
Fr. bracelet.
brazelöt (L360p Bree)
|
armband || armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)] || band- of ringvormig, gewoonlijk metalen sieraad dat om de arm of pols gedragen wordt [armband, bracelet] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21709 |
armbestuur |
arme, de ~:
den erme (L360p Bree)
|
de instelling die zich tot doel stelt arme mensen te ondersteunen [arme, armekom-mer, grootvaal, armbestuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
einen erme minsch (L360p Bree),
nen erme mins (L360p Bree)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21489 |
armoede |
armoede:
ermooi (L360p Bree),
erremooi (L360p Bree),
è.rmōj (L360p Bree),
è.rmō⁄t (L360p Bree)
|
armoede [ZND 32 (1939)], [ZND m]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
(h)ervel (L360p Bree),
einen ervel huuj (L360p Bree),
einen hervel huuj (L360p Bree),
ervel (L360p Bree),
hervel (L360p Bree),
heͅrvəl (L360p Bree),
hè.revel (L360p Bree, ...
L360p Bree),
hɛrǝvǝl (L360p Bree),
ɛrǝmvǫl (L360p Bree),
ɛ‧rmvoͅl (L360p Bree),
(een vervorming van armvol.
(h)ervel (L360p Bree)
|
armvol [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || armvol (elver, speet, ervel) [ZND A1 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)] || armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || de hoeveelheid die men met de armen kan omvatten [armvol, elver, ervel, speet] [N 91 (1982)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] || ervel, armvol
I-4, III-4-4
|
21570 |
arresteren |
aanhouden:
aanhauwe (L360p Bree),
də žəndermə həbən həm āngəhawə (L360p Bree),
arresteren (<fr.):
arresteren (L360p Bree)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] || iemand in hechtenis nemen [bekommeren, arresteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21034 |
as |
as:
as (L360p Bree),
asch (L360p Bree)
|
as [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
32672 |
asblok |
asbed:
as˱bęt (L360p Bree),
asblok:
as˱blǫk (L360p Bree),
karlade:
karlāi̯ (L360p Bree)
|
Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] || Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-1, I-13
|
23780 |
askruisje |
assekruisje:
assekri-jske (L360p Bree)
|
Het Askruisje [assekrüske, esjekruuts]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|