20329 |
hij aardt naar zijn vader |
het is juist zijn vader:
’t is juust zie vader (L360p Bree),
hij aardt naar zijn vader:
he art no zee vadər (L360p Bree),
hèè aart nò ze vajər (L360p Bree),
hij trekt op zijn vader:
hè trèkt op zie vader (L360p Bree)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
hijgen:
hejgə (L360p Bree),
hi-jge (L360p Bree),
kuimen:
kimǝ (L360p Bree)
|
[JG 1a, 1b](naar adem) hijgen [ZND B1 (1940sq)] || Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-2
|
20481 |
hijgen naar adem, reutelen |
gorgelen:
gèrgele (L360p Bree),
ratelen:
hè rateltsch (L360p Bree),
rochelen:
róchele (L360p Bree),
snakken:
hè snakt (L360p Bree)
|
hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] || Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)]
III-2-2
|
18029 |
hik |
hik:
hek (L360p Bree)
|
hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22777 |
hinkelblokje |
klinkblokje:
klinkblükske (L360p Bree)
|
Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinkelen:
/
hinkelen (L360p Bree),
hinken:
hinken (L360p Bree),
/
hinken (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
hinkelen [SND (2006)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)]
III-3-2
|
22775 |
hinkelen: hinkelspel |
hinkspel:
hinkspiel (L360p Bree)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
17955 |
hinken |
hinkelen:
hinkele (L360p Bree),
hinken:
he`ŋken (L360p Bree),
hinken (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
hinken [ZND m] || Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] || Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] || Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33839 |
hinniken |
hinniken:
henǝkǝ (L360p Bree),
richelen:
rexǝlǝ (L360p Bree)
|
Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57]
I-9
|
22838 |
hobbelpaard |
jokkelpaard:
/
jokkelpeird (L360p Bree),
jokkelpèrd (L360p Bree),
jokkelpaardje:
jòkkelpèèrdsje (L360p Bree),
schokkelpaardje:
Ss. sub sjògkele: sjògkelpèèrdsje of jòkkelpèèrdsje [vgl. pag. 210].
sjògkelpèèrdsje (L360p Bree)
|
[Schommelpaard]. || schommelpaard [SND (2006)] || Schommelpaardje.
III-3-2
|