19524 |
inmaakpot |
bonenpot:
bonen e.d.
byənəpoͅt (L360p Bree),
moespot:
zuurkool
mōspoͅt (L360p Bree),
roompot:
zuurkool
ruimpot (L360p Bree)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21650 |
inmijner? (wbd) |
koper:
ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.
køͅi̯jpər (L360p Bree)
|
Heeft men voor de persoon bedoeld in de vorige vraag nog een bepaalde naam? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
sjöd nog mè ins in, want het waas hiêl lekker
insjödde (L360p Bree)
|
inschenken
III-2-3
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ensxētǝn (L360p Bree),
enšētǝ (L360p Bree)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
enslaon (L360p Bree),
ensloͅË™n (L360p Bree),
insloan (L360p Bree)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
ę.nspanǝ (L360p Bree)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (L360p Bree),
poͅt (L360p Bree),
zaad:
zaod (L360p Bree)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)] || Pot, in b.v. het een of ander kansspel.
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
lett. fig. Di-j höbbe vèè doon ins stevig ingezaute: We hebben het haar eens terdege gezegd
inzaute (L360p Bree),
zouten:
zaute (L360p Bree)
|
inzouten || zouten
III-2-3
|
17593 |
iris |
oogappel:
Ook fig.
uigappel (L360p Bree)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
21562 |
italiaan |
italiaander:
des ənə etaljēͅndər (L360p Bree),
italianer:
det is einen Italiĕner (L360p Bree)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|