e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jarig zijn jarig zijn: is ... jaorig (Bree), jaarig (Bree), ês ... jourig (Bree), verjaardag vieren: verjoardaag vere (Bree), verjaren: waas ... verjoard (Bree) Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)], [DC 45 (1970)] || Jarig. [Willems (1885)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)] III-3-2
jarretelle jarretelle (fr.): sjartäls (Bree), šərtø̄ls (Bree) jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)] III-1-3
jas: algemeen jas: hej es vadər zejnəŋ jas ɛn modər hɛr gɛlt, vadər zejn køuw en vadər zejnən hônd (Bree), hij is pa ziinne jas en moder heīër geldsch, pa ziin ki en pa ziinnen hoond (Bree), jas (Bree, ... ), jas-jɛs-jɛskə (Bree), jās (Bree) jas [ZND B1 (1940sq)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] || Zijn jas is helemaal vaal, op die van mij zitten vale plekken [DC 42B (1967)] III-1-3
jasje van het mantelpak jasje: jeskə (Bree), jɛskə (Bree) jasje van het mantelpak [N 23 (1964)] III-1-3
jasschort jasscholk: jašolək (Bree) schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] III-1-3
jenever jenever: zjenèver (Bree), met streepje op de tweede e  zenèvər (Bree), schnaps (du.): schnaps (Bree), witje, een -: èè witteke (Bree) jenever [ZND 01u (1924)] || jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] III-2-3
jeneverbes klijsterbeer: klijsterbire (Bree) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] III-4-3
jeugd, jongelieden jong, de -: jing (Bree), cf. WNT s.v. "jonk"(in de betekenis van jongen, meisje, kind) het meervoud = "jong"(jongens, meisjes, kinderen)  jeng (Bree) jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2
jeuk jeuk: jiêk (Bree, ... ), schuur: sjoor (Bree) jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)] III-1-2
jeuken jeuken: jikə (Bree, ... ), jíi.ken (Bree), jîêke (Bree) jeuken [ZND B1 (1940sq)], [ZND m] || jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2