23926 |
jezus christus |
jezus christus:
jezus christus (L360p Bree)
|
Jezus Christus, Christus. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18086 |
jicht |
jicht:
jicht (L360p Bree),
Vooral in de benen.
jicht (L360p Bree),
reumatiek:
rimmetiek (L360p Bree)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] || reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
21280 |
joelen |
kwaken:
kwake (L360p Bree)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22379 |
jojo |
jojo:
jojo (L360p Bree)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jöng (L360p Bree)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jöng (L360p Bree)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
stug:
stèg (L360p Bree)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
di.vəlshōr (L360p Bree)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
kakelnestje:
kakelnösje (L360p Bree),
plat jong:
èè plat jonk (L360p Bree),
vogeltje:
vīəgəlkə (L360p Bree, ...
L360p Bree),
mv.
vīəjəlkəs (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)] || vogeltje [ZND 04 (1924)] || vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kak:
kagk (L360p Bree),
kagt (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)] || vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|