e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleerkist, kleerkoffer houten koffer: hoͅu̯tə koͅfər (Bree), kist: kis (Bree), klederkist: klɛi̯ərkest (Bree), valies: valis (Bree) Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)] III-2-1
kleerluis luis: lus (Bree) kleerluis die eieren legt in de naden van vuile onderkleren [N 26 (1964)] III-4-2
kleermaker kleer-/kledermaker: klimākǝr (Bree), klęjǝrmākǝr (Bree), klęjǝrmē̜kǝr (Bree), schreuder: šriǝr (Bree), šrīr (Bree) Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.] II-7
klei, leem klei: klęi̯ (Bree), leem: lęi̯m (Bree) Grijs- tot geelachtige, sterk samenhangende, enigszins klevende, vruchtbare grondsoort, ontstaan door afzetting van verweringsprodukten door rivieren. Leem is ook een kleiachtige grondsoort echter met een zandgehalte groter dan 20%. Zie ook het lemma ɛklei, leemɛ in wld II, afl. 8 (pottenbakker e.a.), blz. 31.' [N 27, 41; N 27, 33; N 18, 2 add.; N 18, 5 add.; N 15, add.; R 3, 6; A 10, 4; Wi 52, 53; Vld.; monogr.] I-8
klein paard ardenner: ardɛnǝr (Bree), bidet: bidɛ̄ (Bree), poney: po.`nē (Bree), pony, poney: pǫnę (Bree), tweehands paard: twihants pē̜rt (Bree) Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3] I-9
klein persoon dopje: hèè s èè döpke (Bree), kleine, een -: tes eͅnə kleͅnə (Bree) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
klein stukje vlees of kaas schonkentimpje: sjònketimpke (Bree) stukje of kleine hoeveelheid ham III-2-3
klein van gestalte maar een vuist hoog: hèè is mè ein vûst huug (Bree) klein van gestalte [N 10 (1961)] III-1-1
klein wolkje schaapswolkje: sjoopswolkske (Bree) klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)] III-4-4
kleine bouwladder leidertje: lęjǝrkǝ (Bree) Kleine ladder van ongeveer 1.75 m lengte die voornamelijk wordt gebruikt voor het werk binnenshuis. [N 32, 9b; monogr.] II-9