19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
houten koffer:
hoͅu̯tə koͅfər (L360p Bree),
kist:
kis (L360p Bree),
klederkist:
klɛi̯ərkest (L360p Bree),
valies:
valis (L360p Bree)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
24446 |
kleerluis |
luis:
lus (L360p Bree)
|
kleerluis die eieren legt in de naden van vuile onderkleren [N 26 (1964)]
III-4-2
|
28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klimākǝr (L360p Bree),
klęjǝrmākǝr (L360p Bree),
klęjǝrmē̜kǝr (L360p Bree),
schreuder:
šriǝr (L360p Bree),
šrīr (L360p Bree)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
29606 |
klei, leem |
klei:
klęi̯ (L360p Bree),
leem:
lęi̯m (L360p Bree)
|
Grijs- tot geelachtige, sterk samenhangende, enigszins klevende, vruchtbare grondsoort, ontstaan door afzetting van verweringsprodukten door rivieren. Leem is ook een kleiachtige grondsoort echter met een zandgehalte groter dan 20%. Zie ook het lemma ɛklei, leemɛ in wld II, afl. 8 (pottenbakker e.a.), blz. 31.' [N 27, 41; N 27, 33; N 18, 2 add.; N 18, 5 add.; N 15, add.; R 3, 6; A 10, 4; Wi 52, 53; Vld.; monogr.]
I-8
|
33746 |
klein paard |
ardenner:
ardɛnǝr (L360p Bree),
bidet:
bidɛ̄ (L360p Bree),
poney:
po.`nē (L360p Bree),
pony, poney:
pǫnę (L360p Bree),
tweehands paard:
twihants pē̜rt (L360p Bree)
|
Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3]
I-9
|
17544 |
klein persoon |
dopje:
hèè s èè döpke (L360p Bree),
kleine, een -:
tes eͅnə kleͅnə (L360p Bree)
|
klein van gestalte [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20722 |
klein stukje vlees of kaas |
schonkentimpje:
sjònketimpke (L360p Bree)
|
stukje of kleine hoeveelheid ham
III-2-3
|
17543 |
klein van gestalte |
maar een vuist hoog:
hèè is mè ein vûst huug (L360p Bree)
|
klein van gestalte [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25159 |
klein wolkje |
schaapswolkje:
sjoopswolkske (L360p Bree)
|
klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29988 |
kleine bouwladder |
leidertje:
lęjǝrkǝ (L360p Bree)
|
Kleine ladder van ongeveer 1.75 m lengte die voornamelijk wordt gebruikt voor het werk binnenshuis. [N 32, 9b; monogr.]
II-9
|