e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koken (intr.) koken: kuəkə (Bree), kūkə (Bree), wellen: wéəlen (Bree), zongelen: vóór het kookt"; cf. WNT s.v. "zong"zie "zonk (II)"; cf. WNT s.v. "zonk (II) - zong": (mv. -en) "van zingen (meestal met auslautverscherping)"= "zoemend of ronkend geluid"; cf. WNT s.v. "zingen (I), 9) ("van water, ook van een ketel e.d. met water dat verhit wordt")  zŏĕngələ (Bree) koken [RND], [ZND 04 (1924)] III-2-3
koken (tr.) koken: Kuke kost geld: wie iets wil verwezenlijken, mag niet op de kosten besparen  kuke (Bree) koken III-2-3
kol bles: bløs (Bree) Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b] I-11
kolder cholera: kǫlrā (Bree) Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.] I-9
kolengruis kolengruis: kyləgrēi̯s (Bree), kyləgrīs (Bree) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop schoep: šōp (Bree), schup: šøͅp (Bree) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolk kolk: kǫlǝk (Bree) De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81] II-3
kolonel kolonel: eine kolonel (Bree), kolenel (Bree), kolonəl (Bree) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom kom: kom (Bree, ... ), kōm (Bree, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: komə (Bree), kwomen (Bree) komen [RND], [ZND m] III-1-2