e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
komkommer komkommer: komkommer (Bree) [ZND 41 (1943)] I-7
kommervol (zijn): kommer diep bezorgd zijn: deep bezörgd zeen (Bree) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijn konijn: kni-jn (Bree), knien (Bree), kənī.n (Bree), pl.  kənin (Bree) konijn [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
konijnenhol konijnspijp: kneejnspeejp (Bree), Bree Wb.  kni-jnspi-jp (Bree) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] || konijnenhol [DC 55 (1980)] III-4-2
konijnenjong jong: joŋə (Bree), jong konijntje: joŋ kninkəs (Bree) konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)] III-2-1
koning koning: keining (Bree), kiening (Bree, ... ), kī[ə}niŋ (Bree), kīneŋ (Bree), koning (Bree), kīǝ.neŋ (Bree), [sic]  ki:əniŋk (Bree) De staande as van het kroonrad van de watermolen. [Jan 106; Coe 92] || een koning [ZND A2 (1940sq)] || koning [RND], [ZND 28 (1938)], [ZND m], [ZND m] II-3, III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand bruid: de broêd vanne harte (Bree), heer en dame: ich héb den hier en de dam van de harte bièein (Bree), heer en vrouw: ich heb hartenhier en vrouw bieèen (Bree), mannetje en wijfje: ix həb ət menkə en ət wéifkə van də hartə béi-ein (Bree) Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)] III-3-2
koning in het kaartspel heer: hier (Bree, ... ), hīr (Bree), koning: kiening (Bree) En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - II. Koning. [DC 52 (1977)] || Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] III-3-2
koningin moer: mōr (Bree) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6
konkelen konkelfoezen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  kònkelfûze (Bree) heimelijk invloed aanwenden om zijn doel te bereiken, met slinkse streken aangaan [kronkelen, kuipen, konkelen, foeken, konkelfoeken] [N 85 (1981)] III-1-4