19487 |
beddenbak, ressortbak |
ledikant:
leͅdəkant (L360p Bree)
|
Houten gedeelte van een bed (Nederl. ledikant; Fr. bois du lit) [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19392 |
beddenhemel |
hemel:
hemel (L360p Bree)
|
Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
laken:
lākə (L360p Bree)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
de waarheid laten horen:
emes de woarheid loate hiêre (L360p Bree),
een steek onder water geven:
steken onder water geven (L360p Bree)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
bedeleer (L360p Bree),
bēͅdelēͅr (L360p Bree),
bēͅdēͅler (L360p Bree),
bèdelèèr (L360p Bree),
schooier:
sjujer (L360p Bree)
|
de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)] || leurder [ZND 28 (1938)] || leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21467 |
bedelaarstehuis |
kolonie:
kelonie (L360p Bree)
|
een instelling waar bedelaars worden opgenomen en verzorgd [kaloentjes, kalonie, kalennis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
bedelen:
bèdele (L360p Bree),
schooien:
sjoeien (L360p Bree)
|
aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)] || kent ge het woord schooien ? (uitspraak + betekenis) [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
bēvərt (L360p Bree),
bèvert (L360p Bree)
|
Bedevaart. [ZND 01 (1922)] || Een bedevaart, pelgrimstocht, pelgrimage [beevaart, bèèvert, bidvaart, beeweg, beevaart, begankenis]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23875 |
bedevaartganger |
bedevaartganger:
bèvertgenger (L360p Bree)
|
Een bedevaartganger, pelgrim. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23879 |
bedevaartvaantje |
bedevaartvaantje:
bèvertvèènke (L360p Bree)
|
Een vaantje of vlagje dat tijdens een bedevaart gedragen en daarna als gedachtenis aan die bedevaart bewaard wordt, bedevaartsvaantje, -vlagje, pelgrimsvlagje. [N 96C (1989)]
III-3-3
|