e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraagmantel kraagjas: krāgjās (Bree) kraagmantel (vero) [kariek, karrik] [N 23 (1964)] III-1-3
kraagsteen verstevingssteen: vǝrstēveŋsstęjn (Bree) Een in de muur gemetselde, uitstekende steen waarop het uiteinde van de latei rust. [N 32, 15c; monogr.] II-9
kraaien, gezegd van de haan kraaien: kręi̯ǝ (Bree) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraakbeen knoers/knors: kno`rs (Bree), knors (Bree), knórs (Bree) kraakbeen [ZND B1 (1940sq)], [ZND m] || kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)] III-1-1
kraaltjes pareltjes: pɛrəlkəs (Bree) kraaltjes [RND] III-3-2
kraan van de metalen gierton kraan: krān (Bree), spreider: spręi̯ǝr (Bree) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraanvogel kroenekraan: kroenekrane (Bree), krunekrane (mv.) (Bree), (geen fon doc.)  kroenekraan (Bree) kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] III-4-1
krabben jeuken: jikə (Bree, ... ), jîêke (Bree), krabben: Idem als Ndl.  zijn hoofd krabben (Bree), kretsen: kreͅtsə (Bree), schuren: sjore (Bree) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] III-1-2
krakende schoen kraker: krākərs (Bree), nog niet betaald: di-j sjoon zeen nog neet betaald (Bree) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
kralen van de rozenkrans kralen: kroale (Bree) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3