e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bediend worden bediend worden: bedéénd were (Bree) Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)] III-3-3
bedienen bedienen: bedeenen (Bree), bedéne (Bree, ... ), bədēnə (Bree), eine bedeene (Bree), gerieven: geréven (Bree) de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)] || Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)] III-3-1, III-3-3
bedorven (persoon) bedorven: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  bedorve (Bree), bedorven (Bree) met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)] III-1-4
bedorven ei rot ei: rǫt ē̜i̯ (Bree) [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12
bedriegen bedoppen: Jòng, loat dich neet bedotte duur dèè sjuunproater  bedòppe (Bree), bedriegen: bədrēgə (Bree), naaien: Bli-jf ût dèè winkel mè weg, want doa weerste den hauven ti-jd good genjdsj : je betaalt er teveel samenst. opnejje  nejje (Bree), plakken: Ich dènk det ze zich in dèè winkel aardig hèèt loate plèkke  plèkke (Bree), scheren: Ze höbben òch doa ferm gesjure  sjère (Bree), verneuken: verniêke (Bree), Loat òch mè neet verniêke duur dèè gesliêpe vent  verniêke (Bree) afzetten, benadelen || bedriegen [ZND A2 (1940sq)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || verneuken , bedriegen III-1-4
bedrieger bedrieger: bedréger (Bree), leugenaar: liêgenèèr, gebakke pèèr, mörgen is het ònwèèr  liêgenèèr (Bree), liegebeest: liêgebiêst (Bree) iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)] || leugenaar III-1-4
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis achterhuis: axtǝrhø̄i̯s (Bree), den: dø̜n (Bree), geleg: gǝlē̜ ̞x (Bree), stallen: stɛl (Bree) Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.] I-6
bedroefd bedroefd: bedreefd (Bree), droevig: ook materiaal znd 23,33  dreevig (Bree), Waat ki-jkt det vruimes alti-jd zuu drevig Joa; det waas uich e drevig geval ¯t s toch drevig det ze doa niks tiêge könne doon Soms zelfst. geb. voor iemand die zelden of nooit lacht: Dèèn Drevige lacht nog neet este hem möt eine krevelstein in zi-jne nek krevels  drevig (Bree) droef [ZND 01 (1922)] || droevig || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)] III-1-4
bedsprei bedsprei: beͅtspre̞ͅi̯ (Bree), sprei: sprei (Bree) bedsprei [RND] || Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] III-2-1
beek beek: bīǝ.k (Bree) [Coe 16; Grof 30; Jan 97 add.; Jan 94 add.; Jan 92 add.; Vld] II-3