32447 |
lage klomp |
riemenklomp:
rēmǝ[klomp] (L360p Bree)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
riemenklomp:
remə klōmpə (L360p Bree)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
zonk:
zoŋk (L360p Bree)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
30068 |
lagenverdeellat |
lagenlat:
lǭgǝlat (L360p Bree)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.]
II-9
|
26415 |
lager |
kussenblok:
kęsǝblǫk (L360p Bree),
lager:
lāgǝr (L360p Bree)
|
Bij watermolens voorzien van een metalen molenas de pan of het lager waarin het uiteinde van de molenas draait. Zie ook het lemma ɛkussenɛ.' [Jan 82; Coe 73]
II-3
|
18351 |
lakschoen |
lakkerenschoen:
(lakkère schoen) [sic]
lakēͅrə šōn (L360p Bree),
laquschoen (<fr.):
lakésjoon (L360p Bree),
Fr. lacquer.
lakee sjoon (L360p Bree)
|
lakschoen || lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
la.mp (L360p Bree),
laam (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
lamp (L360p Bree),
lā.m (L360p Bree),
lammetje:
lɛmkǝ (L360p Bree),
schaapje:
šē̜pkǝ (L360p Bree),
šɛ̄pkǝ (L360p Bree)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam (kreupel) [ZND m] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (L360p Bree),
lammeren:
lamǝrǝn (L360p Bree)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20669 |
lammetjespap |
lammetjespap:
Syst. Frings
lɛməkəspap (L360p Bree)
|
Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|