34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
mølkstōl (L360p Bree)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
mölktan (L360p Bree),
mələktan (L360p Bree)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
afromer:
āfrø̜.u̯mǝr (L360p Bree),
zij:
ze.i̯ (L360p Bree)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
Bree Wb.
meloen (L360p Bree)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meine (L360p Bree),
meͅinə (L360p Bree)
|
menen [ZND A2 (1940sq)] || van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20470 |
menstruatie |
regels:
riêgels (L360p Bree)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
20471 |
menstrueren |
de rode gaan:
de ruuj gòn (L360p Bree)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
melder:
mēͅldər (L360p Bree),
merel:
merel (L360p Bree, ...
L360p Bree),
mèler (L360p Bree, ...
L360p Bree),
zwarte merel:
zwarte mèler (L360p Bree, ...
L360p Bree),
zwartemèrel (L360p Bree),
zwartə mɛ̄rəl (L360p Bree)
|
gewone merel || merel [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merch (L360p Bree),
merg (L360p Bree, ...
L360p Bree),
meͅrəch (L360p Bree),
murg (L360p Bree),
mè.rg (L360p Bree)
|
[N 10a (1961)]Beenmerg. Hoe noemt men in uw dialect de zachte en vette substantie, die de holte van de beenderen vult ? (Alg. Ned.: merg) [DC 42B (1967)] || het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)] || merg [ZND m], [ZND m]
III-1-1
|
30023 |
mergelkalk |
moha-kalk:
mōhakalǝk (L360p Bree)
|
Kalksoort die wordt verkregen door mergelsteen in een kalkoven te branden. Van Keirsbilck merkt op pag. 180 over de mergelkalk op: ø̄De mergelkalk heet ook 'leemmergel', als er veel leem in aanwezig is. Om hare mindere deugd, in vergelijking van andere kalksoorten, wordt zij weinig of niet gebruikt.ø̄ Het woordtype 'hydrauliekse kalk' (P 176) is een leenvertaling van het Franse 'mortier hydraulique', ø̄waterkalk, kalk die zonder toevoeging van vreemde bestanddelen in korte tijd onder water verhardtø̄. [N 30, 28c; monogr.]
II-9
|