e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meubelstuk, meubel meubel: Hun hiêl miêbel stòngen op stroat  miêbel (Bree) meubel III-2-1
mevrouw madam (<fr.): medam (Bree), Pier, geiëf medam es ei schuun hendsche (Bree), pit, gif mədam ens ɛin hɛntšə (Bree) hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] || Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)] III-3-1
miauwen miauwen: mi’áu.ə (Bree), Bree Wb.  miauwe (Bree) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] || miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) middag: middeg (Bree), middig (Bree), s nanoens: ps. letterlijk overgenomen.  sno͂nōəns (Bree) in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [ZND 38 (1942)] III-4-4
middagdutje middagdutje: middigdutsje (Bree, ... ), ungeren (zn.): eŋərə (Bree), i.e. middaguur.  i.neren (Bree) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || middagdutje [ZND m] || middagslaapje [ZND B1 (1940sq)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagdutje doen de ungeren doen: d`n ignere doon (Bree), ungeren (ww.): ignere (Bree) Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
middagmaal eten: ɛ̄tən (Bree), middag, de -: de middig (Bree), De middig waas nog neet vèrig  middig (Bree), middageten: waarna iˆ\\r\\ (got.undaumi) siesta  medexēͅtə (Bree) het middagmaal || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)] III-2-3
middelste kegel gek: de gek (Bree, ... ), zot: de zot (Bree) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelste rongblok middenrong: medǝroŋk (Bree), pulm: p˙ęlǝm (Bree) Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b] I-13
middelvinger middelvinger: middelvinger (Bree), middenvinger: middevinger (Bree) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] || Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1