19757 |
meubelstuk, meubel |
meubel:
Hun hiêl miêbel stòngen op stroat
miêbel (L360p Bree)
|
meubel
III-2-1
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
medam (L360p Bree),
Pier, geiëf medam es ei schuun hendsche (L360p Bree),
pit, gif mədam ens ɛin hɛntšə (L360p Bree)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] || Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
mi’áu.ə (L360p Bree),
Bree Wb.
miauwe (L360p Bree)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] || miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middeg (L360p Bree),
middig (L360p Bree),
s nanoens:
ps. letterlijk overgenomen.
sno͂nōəns (L360p Bree)
|
in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
middagdutje:
middigdutsje (L360p Bree, ...
L360p Bree),
ungeren (zn.):
eŋərə (L360p Bree),
i.e. middaguur.
i.neren (L360p Bree)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || middagdutje [ZND m] || middagslaapje [ZND B1 (1940sq)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
de ungeren doen:
d`n ignere doon (L360p Bree),
ungeren (ww.):
ignere (L360p Bree)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
eten:
ɛ̄tən (L360p Bree),
middag, de -:
de middig (L360p Bree),
De middig waas nog neet vèrig
middig (L360p Bree),
middageten:
waarna iˆ\\r\\ (got.undaumi) siesta
medexēͅtə (L360p Bree)
|
het middagmaal || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
gek:
de gek (L360p Bree, ...
L360p Bree),
zot:
de zot (L360p Bree)
|
Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34598 |
middelste rongblok |
middenrong:
medǝroŋk (L360p Bree),
pulm:
p˙ęlǝm (L360p Bree)
|
Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b]
I-13
|
17668 |
middelvinger |
middelvinger:
middelvinger (L360p Bree),
middenvinger:
middevinger (L360p Bree)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] || Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|