19058 |
moedeloos (zijn) |
mismoed:
Noa alles waat er gebiêrd is, zuiw eine mins waal de mismood kri-jge Bn. mismodig
mismood (L360p Bree),
mismoedig:
mismodig (L360p Bree)
|
ontmoediging, moedeloosheid
III-1-4
|
20331 |
moeder |
moe:
verkorting van moder, of iets platter van mojer
mo (L360p Bree),
moeder:
móódər (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree,
L360p Bree),
mo en volkser mojer
moder (L360p Bree)
|
moeder [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] || moeder; hoe lang blijft ge nu bij me, Moeder [ZND 09 (1925)] || moeder; welke woorden hoort men uit de kindermond voor moeder [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
24091 |
moeder-overste |
moeder-overste:
moder iêverste (L360p Bree)
|
De moeder(overste) in een vrouwenklooster [mameer, moederover-ste, opperste, maer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33019 |
moederkoren |
moederkoren:
mōi̯ǝrkurǝ (L360p Bree)
|
De zwarte woekering die te voorschijn komt uit de aren van verschillende granen en grassoorten; vooral bekend bij rogge. De getroffen gewassen zijn zowel schadelijk voor mens en dier (vruchtafdrijvend), als tegelijkertijd geneeskrachtig (bloedstelpend en de baring opwekkend). Botanisch is de woekering een schimmel (Ustilago segetum Cord.) waardoor de plant al bij het kiemen geïnfecteerd wordt en die pas naar buiten komt als de gewassen vrucht beginnen te dragen. De ziekte was zeer gevreesd onder de landbouwers en er bestaan dan ook vele, vaak bijgelovige, gebruiken om het moederkoren tegen te gaan. Sommige zegslieden geven dan ook aanvullende opmerkingen die zowel op deze angst als op de waarde van het moederkoren wijzen. De benamingen met moeder- en moer- wijzen wel op de baringbevorderende werking van het moederkoren. In L 250 wordt opgemerkt: "Werd vroeger verzameld voor apotheken; thans in Zwitserland gekweekt."; in L 270: "Een zwak aftreksel van ''moorkore'' werd vroeger direct na de bevalling aan de moeder gegeven; dit i.v.m. tegengaan van bloedverlies; het werd in de koffiemolen gemalen." In Q 97: "Dit moorkore kwam vroeger vaak voor. Tot een bepaalde hoeveelheid was het toelaatbaar. Moorkore werd vroeger goed betaald. Deze plant had namelijk de eigenschap dat ze, in gemalen toestand, in staat was de vrucht te kunnen afdrijven. Reden waarvoor ze door apothekers werd gekocht. Als er teveel van dit spul in het dierenvoer zat, betekende dat voor de boeren vaak een strop. De beesten gingen dan "versjete", d.w.z. de kalveren werden te vroeg geboren en overleefden dit meestal niet." De benaming duivelskoren en duivelsteken alsook de vernoemingen met diernamen wijzen wel op het taboe dat op deze gevreesde ziekte rustte. De benaming hanespoor is wel een leenvertaling van het Fr. ''ergot''.' [A 43, 11; L 1 a-m; L 1 u, 163; L 15, 12; S 24; monogr.]
I-4
|
17567 |
moedervlek |
moedervlek:
modervlek (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedermaal, peperkoor, pepervlek). [N 84 (1981)] || Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedervlek, moederplek, peperkoor, pepervlek). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
19309 |
moedig (zijn) |
geen bangerik zijn:
`t is geine bangerik (L360p Bree),
kloek:
hè is klook (L360p Bree),
dèè kjloke kèrel hauw het neet klook wi-j het begos te blikseme Syn. uitdr. het neet sti-jf höbbe
klook (L360p Bree),
moed hebben:
mood höbbe (L360p Bree),
moedig:
hè is moodig (L360p Bree),
niet min:
hēͅ is nēt min (L360p Bree)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] || kloek, stevig of moedig || moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33823 |
moedig en opgewekt |
vroom:
vrǭm (L360p Bree)
|
Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j]
I-9
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
sukkelen:
sigkele (L360p Bree)
|
lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
mōjtə (L360p Bree),
Mi-jne leve mins; det hèèt nogal mooite gekost z. ook mote
mooite (L360p Bree),
moyen (fr.):
Fr. moyen, zie mejeng det miêlepèèrd mees nogal melèng make viêr ût di-j losse èèrd te kòmme
melèng (L360p Bree),
trubbel:
Vgl. trubbel en Eng. trouble Det verhûze waas mich einen hiêlen törbel viêr di-j auw minskes
törbel (L360p Bree)
|
een moeite [ZND A2 (1940sq)] || inspanning(en) || moeite || moeite, moeilijke omstandigheden
III-1-4
|
19940 |
moer |
moer:
moor (L360p Bree),
mōr (L360p Bree)
|
konijn, vrouwtje [ZND 20 (1936)] || voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|