id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33501 | notendop | schaal: Bree Wb. sjaal (Bree) | De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7 |
23670 | noveen | noveen (<lat.): noveen (Bree) | Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)] III-3-3 |
18334 | nylonkous | nylonkous: nēͅilo͂køüsə (Bree) | nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3 |
22702 | o.l.v.-hemelvaart | onze-lieve-vrouw-halfoogst: olvr half oogst (Bree), onze-lieve-vrouw-hemelvaart: hetzelfde als in t nederlandsch uitgezonderd leve in plaats van lieve onze leve vrouw hemelvaart (Bree) | Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-2 |
18938 | obstakel | hindernis: hindernis (Bree) | iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24903 | ochtend (vanmorgen | de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]: viêrmiddig (Bree), middag: cf. WNT s.v. "veur"- zie "voor vêêrmiddəch (Bree), ochtend: deeze merge (Bree), deze merge (Bree), deze mergen (Bree), deze mêrgen (Bree) | s morgens) [N 91 (1982)], [RND], [ZND 39 (1942)] III-4-4 |
23936 | octaaf | octaaf (<fr.): oktaaf (Bree) | Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)] III-3-3 |
21024 | oester | oester: oester (Bree) | oester [Willems (1885)] III-2-3 |
24947 | oever | kant: de kânt (Bree) | oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] III-4-4 |
23408 | offerblok | offerblok: offerblok (Bree) | Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |