33108 |
onregelmatig dorsen |
geen slaghouden:
ge̜i̯nǝ [slaghouden] (L360p Bree)
|
Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a]
I-4
|
20922 |
onrijp |
groen:
Bree Wb.
green (L360p Bree),
rauw:
ruîw (L360p Bree)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || onrijp
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
Bree Wb.
green (L360p Bree)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
I-7
|
18973 |
onschuldig |
onnozel:
onniêzel (L360p Bree)
|
zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18861 |
onstuimig |
driftig:
driftig (L360p Bree)
|
moeilijk in toom te houden, driftig [wreed, onstuimig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25175 |
onstuimige lucht |
de lucht jaagt:
də loͅxt jēxt (L360p Bree),
lelijke lucht:
lielijke locht (L360p Bree),
lilekə loͅxt (L360p Bree),
vuile lucht:
ein vûl locht (L360p Bree)
|
lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21901 |
ontberen |
missen:
misse (L360p Bree)
|
niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20581 |
ontbijt |
koffie, de -:
Bij boeren Bij andere wernemers 7 à 8 uur
kòfi (L360p Bree),
morgenbrood:
mergebroet (L360p Bree),
mergenbroed (L360p Bree),
mø͂ͅrgəbry(3)̄t (L360p Bree),
mərgebroed (L360p Bree),
morgeneten:
mörgenète (L360p Bree),
morgenkost:
mörgekoͅst (L360p Bree)
|
de eerste maaltijd van de dag [ZND 40 (1942)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 uur ontbijt [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
20814 |
ontbijtkoek, peperkoek |
peperkoek:
peiperkook (L360p Bree),
pēͅpərkok (L360p Bree),
pèperkook (L360p Bree),
Det gòng (of ging) er in wi-j pèperkook: dat smaakt blijkbaar uitstekend
pèperkook (L360p Bree)
|
peperkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33719 |
ontbost terrein met een schop omwerken |
uithakken:
yi̯thakǝ (L360p Bree)
|
Het ontboste terrein met een schop omwerken om de achtergebleven wortels te verwijderen. [N 27, 10a]
I-8
|