24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloempje:
pęŋstǝrblēmkǝ (L360p Bree)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.]
I-5
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
pinkste (L360p Bree),
pinksten (L360p Bree),
pinksteren:
pinkstere (L360p Bree),
pinksteren (L360p Bree),
sinksen:
sinkse (L360p Bree, ...
L360p Bree),
sinsee (L360p Bree)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)] || Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
ijspikken:
iespikke (L360p Bree),
īēspeeken (L360p Bree),
pikken:
pekə (L360p Bree),
pééke (L360p Bree)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
25253 |
pint, maat van 0,5 liter |
pintje:
pi-jntsj (L360p Bree)
|
inhoudsmaat: pint
III-4-4
|
20060 |
pioen |
pinksterbloem:
2x
pinksterbloem (L360p Bree),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pinksterbloom (L360p Bree),
stinker:
-
stinkers (L360p Bree),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
stinker (L360p Bree),
stinkroos:
stinkruus (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
stekelvarken:
Bree Wb.
stèkelverke (L360p Bree),
varken:
verke (L360p Bree),
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wild veͅrken (L360p Bree)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] || pissebed, ongedierte
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
baak:
baak (L360p Bree),
Bree Wb.
bauk (L360p Bree),
kern:
kēn (L360p Bree),
pit:
pit (L360p Bree),
steen:
Bree Wb.
stein (L360p Bree)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [ZND 01 (1922)] || pit, kern ve vrucht
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
baak:
van steenvruchten
bāk (L360p Bree),
keets:
keets (L360p Bree),
kɛdz (sg) (L360p Bree),
kern:
k(tm)n (L360p Bree),
ke͂ͅn (L360p Bree),
kèèn (L360p Bree),
pit:
pit (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
[RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] [ZND m]pit van appelen, peren, enz.
I-7
|
24974 |
plaats maken |
plaats maken:
plaats maken (L360p Bree)
|
ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
26757 |
plaats waar de vlik gestoken wordt |
vlik:
vlek (L360p Bree)
|
[N 27, 39h; N 27, 39g; monogr.]
II-4
|