17832 |
rusten |
schoften:
sjófte (L360p Bree)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
oudemannenhuis:
oude-mannenhuis (L360p Bree)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18119 |
ruw |
winter, de -:
de winchen aanne haan (L360p Bree),
də wetšər ānə han (L360p Bree)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
roewe (L360p Bree),
rûw (L360p Bree)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
29731 |
ruwe stenen |
zonnebakkers:
zo ̞nǝbɛkǝrs (L360p Bree)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
21292 |
ruzie |
ruzing:
ri-jzing (L360p Bree)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzing maken:
ri-jzing make (L360p Bree)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21799 |
ruziën |
zich weren met handen en voeten:
zich wiêre möt han en veet (L360p Bree)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21547 |
ruïneren |
<volt. deelw.> geruneerd:
gəruineͅrt (L360p Bree),
kapot maken:
kapot maken (L360p Bree),
runeren (<fr.):
reneweiren (L360p Bree),
verruneren (<fr.):
verenewère (L360p Bree),
verreneweiren (L360p Bree),
vərənəweͅrə (L360p Bree),
de jing verrenewèren den hielen hoef. de kinderen verreneweren den heelen hof.
verreneweeren (L360p Bree)
|
woord dat van het Frans ruiner komt (renuweren, verreneweren): uitspraak en betekenis [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
sabberen:
zabbere (L360p Bree),
slabberen:
slabərə (L360p Bree)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|