e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rusten schoften: sjófte (Bree) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis oudemannenhuis: oude-mannenhuis (Bree) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw winter, de -: de winchen aanne haan (Bree), də wetšər ānə han (Bree) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw, hard ruw: roewe (Bree), rûw (Bree) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruwe stenen zonnebakkers: zo ̞nǝbɛkǝrs (Bree) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8
ruzie ruzing: ri-jzing (Bree) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken ruzing maken: ri-jzing make (Bree) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1
ruziën zich weren met handen en voeten: zich wiêre möt han en veet (Bree) ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
ruïneren <volt. deelw.> geruneerd: gəruineͅrt (Bree), kapot maken: kapot maken (Bree), runeren (<fr.): reneweiren (Bree), verruneren (<fr.): verenewère (Bree), verreneweiren (Bree), vərənəweͅrə (Bree), de jing verrenewèren den hielen hoef. de kinderen verreneweren den heelen hof.  verreneweeren (Bree) woord dat van het Frans ruiner komt (renuweren, verreneweren): uitspraak en betekenis [ZND 41 (1943)] III-3-1
sabbelen sabberen: zabbere (Bree), slabberen: slabərə (Bree) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3