e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schelftakkenbossen, schelfhorden mutserden: mø̜tǝrdǝ (Bree), mø̜tǝrtǝ, mø̜tǝrdǝ (Bree), mutserds: mø̜tsǝrs (Bree) Boven op de beide balkenlagen van de schelf worden ter vorming van de zoldering (ter afdichting) takkenbossen gespreid. Het gebruik van takkenbossen is bij lange na niet algemeen. Een aantal benamingen die op de gebruikte takjes of roeden duiden, kunnen ook in gebruik zijn voor de schelfhorden als deze van takjes of roeden gevlochten worden. De schelfhorden bestaan uit gevlochten matten van twijgen of uit oude lappen stof. Om de afdichting te verbeteren wordt soms leem of stro gebruikt. [N 4A, 13c; N 4, 70] I-6
schelm rakker: rakker (Bree), schelm: sjellem (Bree), Det hauw mich dèè sjelm fi-jn gelapt  sjelm (Bree) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] || slimme guit III-1-4
schemeren schemeren: šē.mīren (Bree) schemeren [ZND m] III-4-4
schemeren van de ogen schemeren: t šeimərt vīr mən øygə (Bree), Idem als Ndl.  mijn ogen schemeren (Bree), sterretjes zien: Idem als Ndl.  ik zie sterretjes (Bree) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond demering: dēͅmeriŋ (Bree), het vallen van de avond: ’t veͅlə vanənàvəntš (Bree), schemer: šēmər (Bree), schemering: chemering (Bree), sjiemering (Bree), šēməreng (Bree), tussen licht en donker: tösse leecht en dónker (Bree), tøͅsə lēxt eͅn dònkəl (Bree) avondschemering [ZND m] || Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
schenkel hees: hiərs (Bree), schenkel: sjinkel (Bree), schonk: sjònk (Bree), schonkenheesje: sjònkehiêske (Bree) schenkel [Goossens 1b (1960)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] || schenkelhieltje van de ham III-2-3
schenkel, formeel center: søndǝr (Bree) Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.] II-9
schenkkan azijnkaraf: āzēi̯nkràf (Bree), bierkaraf: beerkaraf (Bree), jeneverkaraf: zjeneverkaraf (Bree), karaf: karaf (Bree), kraf (Bree, ... ), Tafelfles voor water, wijn, likeur  kraf (Bree), was luxeartikel dus kwam weinig voor  kraf (Bree), oliekruik: y(3)̄likraf (Bree), wijnkaraf: wēi̯nkraf (Bree) karaf || karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schepel, maat van 100 liter vat: (bijv. 60 liter bier).  vaat (Bree) inhoudsmaat: vat; een vochtmaat van ongeveer 1 hl. III-4-4
scheppen scheppen: skeppen (Bree) scheppen [ZND m] III-1-2