e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scherf scherf: šoͅrf (Bree) scherf [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
scherp de waarheid zeggen uitschijten: ûtsji-jte (Bree) iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)] III-3-1
scherp inhebben (een/het) ijzer inhebben: īzǝr enhøbǝ (Bree), ǝt ēi̯zǝr enhø.bǝ (Bree) Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53] I-11
scherp kijken scherp kijken: šeͅrəp keikə (Bree) kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)] III-1-1
scherp zetten scherpmaken: šɛ.rǝp mā.kǝ (Bree) Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.] II-11
scherp, snede snede: snèèj (Bree) De snijkant van een mes (snee, scherp, waad) [N 79 (1979)] III-2-1
scherpe boterbloem boterbloem: Bree Wb.  buterbloom (Bree) Scherpe boterbloem (ranunculus acris 20 tot 90 cm groot. De stengels zijn behaard; de bladeren zijn handvormig gedeeld of gespleten met gelobde slippen, ze zijn langgesteeld, tevens behaard; de bloemen zijn vrij groot, met ronde steeltjes en zijn goudge [N 92 (1982)] III-4-3
scherpen scherpen: šerpǝ (Bree) Het maalvlak van molenstenen scherp maken. Door de onduidelijke vraagstelling van vraag N o, 34a (ø̄Hoe noemt u het aanbrengen van groeven in de stenen?ø̄) is een aantal opgaven mogelijk ook van toepassing op het aanbrengen van een geheel nieuw scherpsel op een (nieuwe) molensteen. Zie voor de meer specifieke handelingen bij het scherpen de lemmata ɛuithalenɛ, ɛbreed scherpenɛ, ɛhol scherpenɛ etc.' [N O, 34a; Sche 61; Vds 198; Jan 194; Coe 159; Grof 192; A 42A, 29 add.; N D, 33; N D, add.; monogr.; A 42A, 33 add.] II-3
scherprij rij: ri (Bree), steenrij: stęj.nri (Bree) Lange, rechte houten of stalen lineaal die wordt gebruikt om te bepalen waar de steen arm of rijk is. De molenaar kan daartoe kleurstof op de rij aanbrengen die, als hij ermee over het maalvlak wrijft, de te hoge gedeelten van de steen aanduidt. [N O, 34i; Vds 220; Jan 196; Coe 168; Grof 201] II-3
scheukpaal schuurpaal: šorpǫǝl (Bree) Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.] I-11