e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snikken beuken: biêke (Bree), janken: janke (Bree), snoffen: snoͅfə (Bree), snóffe (Bree) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snipper snipper: snipper (Bree) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] III-3-1
snoep babbelaar: babbelèèr (Bree), spek: spek (Bree) enigszins sponsachtig en op doorregen spek gelijkend snoepgoed || snoep III-2-3
snoepen slokken: sloͅkə (Bree), slóken (Bree), snoepen: snópen (Bree) snoepen [ZND 07 (1924)], [ZND B1 (1940sq)] III-2-3
snoeper leknaas: leknaas (Bree), leknut: leknût (Bree) snoeper III-2-3
snoepgoed lekker: lekker (Bree), slok: slòk (Bree), Ze kochte zich ein grute tût slòk  slòk (Bree), zoetigheid: zetigheid (Bree) snoep || snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3
snoepje babbeltje: babbeltsje (Bree), Oppe merret kocht ze zich e ti-jt-sje babbelsjes  babbelsje (Bree), muilentrekker: Mûletrèkkers zeen waal ins hartelik en uich zeen ze good tiêge kalkaanslag op èè gebeet  mûletrèkker (Bree) meestal bolvormig suikeren of zuur snoepje || snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] || soort zure snoepjes III-2-3
snoer snoer: snōr (Bree) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snorren snorren: snórre (Bree) een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)] III-4-4
snorrepijp add. snorren: een garendraad door een beentje doen, en dan de uiteinden oprollen, zodat het beentje rondtolde en de draad weer opgerold werd.  snorə (Bree) Worden (werden) er nog andere spelen met dergelijke beentjes gedaan? [N R (1968)] III-3-2