e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snot snot: snǫt (Bree) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus snotnaas: snotnaas (Bree, ... ), snotneus: snotnaas (Bree) een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-2, III-1-4
snottebel snotterbel: snuterbel (Bree), snytərbeͅl (Bree) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snotteren snotteren: snóttere (Bree), snuffen: snoffe (Bree), snuiten: snitte (Bree) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] || Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] III-1-2
snuifje snuif: snòf (Bree), snuifje: dim.  snifkes (Bree) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuiftabak snuif: snûf (Bree, ... ) fijngemalen tabak || snuif III-2-3
snuisterij prul: eine prûl (Bree) een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)] III-3-1
snuit naas: nās (Bree), snuit: lang snøit (Bree, ... ), snui̯t (Bree), snøu̯i̯t (Bree), snøyt (Bree, ... ), snût (Bree), snű̄.t (Bree), Bree Wb.  snût (Bree) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]een lange neus [ZND 39 (1942)] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-12, I-9, III-1-1, III-4-2
snurken snurken: snörke (Bree), snərkə (Bree) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
sober sober: sober (Bree) afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)] III-1-4