e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spotten zwanzen: zwanze (Bree), Van Dale: zwanzen, (gew.) grappen vertellen; streken uithalen.  zwanze (Bree) de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
spouw spouw: spāw (Bree) De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.] II-9
spouwanker spouwijzer: [spouw]īzǝr (Bree) Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.] II-9
spouwmuur spouwmuur: spāwmōr (Bree) Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.] II-9
spreeuw spreeuw: spreeuw (Bree), sprif (Bree), spriêf (Bree), sprīēf (Bree), sprìĕv (Bree) spreeuw [Willems (1885)], [ZND 07 (1924)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
spreken, praten kallen: kalə (Bree), spreken: neet hel spreiken (Bree), neet hel spreken (Bree), neet zoe hel sprèken (Bree) Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, kouten [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
sprenkelen sprinkelen: sprinkele (Bree) druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)] III-4-4
spreuk spreuk: spreuk (Bree) spreuk [ZND m] III-3-1
springstier springvar: sprɛ.ŋk˲var (Bree) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sprinkhaan sprinkhaan: springhaan (Bree) sprinkhaan [Willems (1885)] III-4-2