e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijfselpap stijfselpap: stiefselpap (Bree) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stei̯vbī.gǝls (Bree) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stijlvoetplaat muurplaai: morplāj (Bree), mōrplāj (Bree) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9
stikken stikken: stikke (Bree, ... ) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] || Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)] III-1-2
stille regen motregen: motrège (Bree) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stilstaan hou: hou̯ (Bree), ju(j): jȳ (Bree) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken ruiken: ri-jke (Bree), stinken: steŋkə (Bree), stinke (Bree, ... ) stinken [ZND A1 (1940sq)] || Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)] || Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stinkende gouwe schelkruid: sjelkrôêt (Bree), wrattenkruid: vrattekrôêt (Bree), wrattenkruid (Bree) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stobbe boomboks: bø̜jmbǫks (Bree), stok: stǫk (Bree), stronk: strǫŋk (Bree), stuk: stęk (Bree  [(alleen van dennenbomen)]  ) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoel stoel: stō.l (Bree), Eme(s) van zi-jne stool kalle: zeer wel bespraakt zijn Eets neet onder steel of benk stèke: het niet verbergen  stool (Bree), meervoud steel  stool (Bree) stoel || Stoel waarin de molenaar zit wanneer hij met behulp van het groot rad molenstenen opheft. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [Vds 216; Jan 193] II-3, III-2-1