e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bladrozet van de paardebloem scheve: scheve (Bree), sjèèf (Bree), -  schève (Bree), paardebloem  chève (Bree), Voor de plant.  zjèven (Bree), suikerij: sòkkeri-j (Bree) paardebloem [ZND 15 (1930)] || paardebloem, bladrozet van || suikerij, koffiesurrogat III-4-3
bladzijde blad: blaad (Bree) ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)] III-3-1
blaffen blaffen: blaffe (Bree), blafə (Bree), Bree Wb.  blaffe (Bree) blaffen [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)] || Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)] III-2-1
blaker kaarsenluchter: karsəlextər (Bree), kaarsenpan: karsəpan (Bree), kaarsluchter: karslextər (Bree), kandelaartje: kandelèèrke (Bree) het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)] || Lage kandelaar met brede, platte voet en een handvat (blaker, lichtpannetje, flakkertje) [N 79 (1979)] III-2-1
blankvoorn, voorn ruts: rits (Bree), Bree Wb.  ein rits (Bree) Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)] || voorn, panvis III-4-2
blaren trekken: trękǝ (Bree) Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.] II-9
blaten beuken: bikǝ (Bree), bleken: blē̜kǝ (Bree), bleten: bletǝ (Bree) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
blauw oog blauw oog: blauw aug (Bree), paardsoog: pĕĕrsaug (Bree) Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)] III-1-2
blauwe bosbes bosbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  boͅsbī.r (Bree), bosbezie: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  boschbezien (Bree), malbeer: moalbiêre (Bree), molbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  mollbieren (Bree), mōͅlbi-ər (Bree) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] || bosbes, blauwe III-4-3
blauwe en bruine schimmel blauwe schimmel: blau̯ǝ šemǝl (Bree), bruine schimmel: brø̄i̯nǝ šemǝl (Bree), grijze schimmel: grɛ̄i̯zǝ šemǝl (Bree), zwarte schimmel: zwartǝ šemǝl (Bree) De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b] I-9