22999 |
stuiken (stoten) |
stoten:
stoeten (L360p Bree)
|
Stuiken (= stooten). [Willems (1885)]
III-3-2
|
18061 |
stuipen |
stuipen:
stejpe (L360p Bree),
sti-jpe (L360p Bree),
sti-jpe höbbe (L360p Bree)
|
stuipen (kinderziekte) [ZND B1 (1940sq)] || stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (stuipen, stuiptrekken, begaovings, spinneweven). [N 107 (2001)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17642 |
stuitbeen |
dop:
dop (L360p Bree),
dopbeen:
doͅbeͅin (L360p Bree),
kontschenk:
kontseiŋk (L360p Bree),
votschenkje:
voͅtseinkskə (L360p Bree)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
mouwen:
møͅiwə (L360p Bree),
stoffen:
stoͅfə (L360p Bree),
stuiven:
t bəgentš tə støͅË™jvə (L360p Bree)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
vijf-centstuk:
ps. omgespeld volgens Frings.
vējfseͅntstēͅk (L360p Bree)
|
stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21630 |
stuiver (belg.) |
stuiver:
(= 2,5 cent?).
støͅi̯vər (L360p Bree)
|
Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
kamp:
kamp (L360p Bree),
pand:
pant (L360p Bree),
pandje:
pęntšǝ (L360p Bree),
veld:
vęlt (L360p Bree)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
34023 |
stuks -vee |
beesten:
bistǝ (L360p Bree),
koeien:
kei̯ (L360p Bree)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
18929 |
stuntelen |
hampelen:
Waat zitste doa te hampele! Doog het dan toch op ein ander maneer
hampele (L360p Bree),
haspelen:
haspele (L360p Bree)
|
moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)] || onhandig te werk gaan
III-1-4
|
21591 |
sturen |
sturen:
stērə (L360p Bree)
|
sturen [ZND m]
III-3-1
|