19530 |
tafelmes |
tafelmes:
toafelmes (L360p Bree),
toafəlmɛs (L360p Bree),
tōͅfəlmɛs (L360p Bree)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19833 |
tafelpoot |
tafelpoot:
toͅfəlpūt (L360p Bree)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|
24494 |
tak (alg.) |
spil:
Bree Wb.
spil (L360p Bree),
tak:
tek mv (L360p Bree)
|
Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] || tak [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
femi-jlie (L360p Bree),
tak:
tak (L360p Bree)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
gewaai:
gəwēͅj (L360p Bree),
kruin:
Bree Wb.
de kruun (L360p Bree)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken, coll. [ZND 35 (1941)]
III-4-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
fascine (fr.):
(dunne lange bussel).
fetsin}* (L360p Bree),
mutterd:
mətərt}* (L360p Bree)
|
inventarisatie benamingen takkenbos, bussel takken en twijgen alnaargelang houtsoort of boslengte [N 27 (1965)] || takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
tā.nt (L360p Bree
[(mv tan)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
tan poetse (L360p Bree)
|
Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
32914 |
tanden van de hooihark |
reketanden:
rē̜kǝtan (L360p Bree),
tanden:
tan (L360p Bree)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
32584 |
tanden van een riek |
tanden:
tan (L360p Bree)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|