id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18231 | tong van een schoen | tong: tòng (Bree), tóng (Bree) | een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)] || Tong van de schoen. Een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 114 (2002)] III-1-3 |
21382 | toonbank | toonbank: tuunbank (Bree) | de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)] III-3-1 |
34588 | toot | staart: start (Bree) | Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr] I-13 |
23464 | torenhaan | t hantje van dn taore?].: hēͅnkə oͅpən ty(3)̄rə (Bree) | De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3 |
23300 | torenuurwerk | kerkklok: køͅrkloͅk (Bree), kerkuur: køͅrkōr (Bree) | Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
24256 | torenvalk | valk: valk (Bree) | valk [Willems (1885)] III-4-1 |
22025 | tortelduif | roosduif: Destijds werd die vaak gehouden als middel tegen de ruus (2) [huidziekte, met koorts en achteraf schilfers]. ruusdûf (Bree), werd gehouden als middel tegen roos ruusdûf (Bree) | lachduif || Lachduif. III-3-2, III-4-1 |
23159 | touwtjespringen | koordjespringen: Sub kèèrdsje. Zie ook tuiwke. kèèrdsje springe (Bree), touwtjespringen: / touwke springen (Bree), tuiwkespringe (Bree), Sub tuiw. tuiwke springe (Bree) | Een vooral door meisjes beoefend kinderspel. || Kinderspelletje. || touwtje springen [SND (2006)] || touwtjespringen [SND (2006)] III-3-2 |
18917 | traag | lui: leij (Bree) | niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21818 | traag praten | zagen: zège (Bree) | traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1 |