id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30191 | tuinen | lokselen: lǫksǝlǝ (Bree), oplappen: ǫplapǝ (Bree) | Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i] II-9 |
19738 | tuingeranium | geranium: Bree Wb. zjeranium (Bree) | Tuingeranium (pelargonium zonale). Bladeren met enige ondiepe insnijdingen (gelobd) en gekartelde rand, in omtrek niervormig. Evenwijdig met de bladeren loopt midden op het blad een donkere band (zone). De bloemen zijn rood of anders van kleur, vele bloem [N 92 (1982)] III-2-1 |
19749 | tuinhuisje | zomerhuis: zoͅu̯mərhoͅu̯s (Bree) | zomerhuisje (in de tuin) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1 |
33593 | tuinkers | tuinkers: Bree Wb. tûnkiêrs (Bree) | Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)] I-7 |
33542 | tuinkervel | kervel: kervel (Bree), keͅ.rəvəl (Bree), Bree Wb. kervel (Bree) | [Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)] || Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)] I-7 |
33615 | tuinman, boomkweker | boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman. bôu̯mkwɛ̄kər (Bree) | [RND 08] I-7 |
30188 | tuinmuur | gevlochten muur: gǝvlǫxtǝ mōr (Bree), lemen muur: lęjmǝ mōr (Bree) | Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9 |
18710 | tuinwant | tuinhaas: tøyjnhāywsə (Bree) | wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3 |
19512 | tuit | tuitel: teitel (Bree), tei̯təl (Bree), tɛ̄i̯təl (Bree) | tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1 |
20746 | tulband | brioche (fr.): briosj (Bree) | tulbandkoek III-2-3 |