e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van de leg afraken uitgelegd zijn: utgǝlaxt zēn (Bree), van de leg af: vanǝ lē̜i̯k āf (Bree) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van hoge afkomst van hoge afkomst: van hōēgə afkumst (Bree), van hôêg aafkèèmst (Bree), van hoge komaf: van hoege koemaaf (Bree) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van katoen geven buzze geven, kemp,: er spie achter zette (Bree), gaas geven (Bree), katoen geven (Bree), ketoeuin geven (Bree), ketuun gève (Bree), we zullen er wat mooten achter zetten (Bree), katoen geven: ketûn gève (Bree) alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)] || welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)] III-1-4
van veren wisselen rijzen: ręi̯.zǝ (Bree), ruizelen: re.i̯zǝlǝ (Bree), rei̯sǝlǝ (Bree), rei̯zǝlǝ (Bree), ri.zǝlǝ (Bree), rizǝlǝ (Bree), rēi̯zǝlǝ (Bree), ręi.zǝlǝ (Bree), rīzǝlǝ (Bree), rīzǝlǝn (Bree) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vangen (Bree) vangen [ZND m] III-1-2
vangplooi los vel: lǫs vęl (Bree), vlim: vlēm (Bree) Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115] I-11
vanzelfsprekend natuurlijk: det is naturlek (Bree), vanzelfsprekend: vanzelfsprekend (Bree) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] || vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4
varen varen: op zī varə (Bree, ... ), varen (Bree, ... ), vārə (Bree, ... ) op zee varen [ZND A1 (1940sq)] || varen [ZND m], [ZND m] III-3-1
varen (alg.) varen: Bree Wb.  varen (Bree), vaverte: -  vaverte (Bree), wauwelkruid: wauwelkraut (Bree) varen || Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)] || varenplant III-4-3
varken kuus: kuš (Bree), kű̄s (Bree), varken: vę.rǝkǝn (Bree), vęrkǝ (Bree), vɛ.rkǝ (Bree), vɛrkǝ (Bree), vɛ̄.rǝkǝ (Bree), vɛ̄rkǝ (Bree), varkentje: vɛrkskǝ (Bree) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12