e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vetkoe koe voor vet te maken: [koe] vīr vøt tǝ mākǝ (Bree), vetbeest: vøtbist (Bree) Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.] I-11
vetmesten masten: mastǝ (Bree), vetmasten: vø̜tmastǝ (Bree) Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.] I-11
vetweide vetwei: vøtwęi̯ (Bree), vø̜twē̜i̯ (Bree) Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.] I-8
veulen veulen: vī.lǝ (Bree), vīǝ.lǝ (Bree) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9
vierdeel eieren vierdeel: vi̯erdel (Bree), vi̯erǝl (Bree) Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.] I-12
vieren vieren: gəve:ərt (Bree), vêren (Bree) gevierd [RND] || Vieren. [Willems (1885)] III-3-2
vieruursboterham koffie, de -: koffie (Bree), koffiedrinkens, het -: Vgl Eng tea-time t Is koffiedrinkesti-jd  koffiedrinkes (Bree) de broodmaaltijd zowat rond 1600 uur || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
vijf centiem knabje: ei knepke (Bree), ein knepke (Bree), knepke (Bree), 5 ct.  kneͅpkə (Bree) Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)] || dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)] || een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)] III-3-1
vijf frank belga: eine belga (Bree), ps. omgespeld volgens Frings.  beͅlga (Bree), vijf frank: ps. omgespeld volgens Frings.  vējf fraŋ (Bree) 5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
vijfentwintig centiem kwartje: ei kwaartje (Bree), ein kwaartsje (Bree), kwartje (Bree), onduidelijk  ein kwḁarteke (Bree) Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)] || een muntstuk van 25 centimes (in België) [kwartje] [N 89 (1982)] III-3-1