24444 |
vliegend ongedierte |
beestjes:
Bree Wb.
biêsjes (L360p Bree),
gewormt:
gəwərmt (L360p Bree)
|
vliegend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33986 |
vliegennet |
vliegenkleed:
vlē.gǝklęi̯.t (L360p Bree),
vliegennet:
vlēgǝnø̜t (L360p Bree)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
19452 |
vliegenraam, hor |
dradenvenster:
droajvinster (L360p Bree)
|
Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22375 |
vlieger |
draak:
draak (L360p Bree),
/
draak (L360p Bree),
Syn. eine vleger(d).
draak (L360p Bree),
vlieger:
vlēgər (L360p Bree, ...
L360p Bree),
/
vleger (L360p Bree),
Sub draak: Syn. eine vleger(d).
vleger (L360p Bree),
vliegerd:
Sub draak: Syn. eine vleger(d).
vlegerd (L360p Bree)
|
[Speelgoedvlieger vervaardigd uit licht latwerk met papier bespannen]. || Een vlieger (Fr. cerf-volant). [ZND B1 (1940sq)] || Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || Speelgoedvlieger vervaardigd uit licht latwerk met papier bespannen. || vlieger [SND (2006)]
III-3-2
|
21192 |
vliegtuig |
vlieger:
vleger (L360p Bree)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegplein:
vleegplein (L360p Bree)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24499 |
vlier |
heulenteul:
hü.lentielen (L360p Bree),
knabbenhout:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
knabbenhout (L360p Bree),
knabhout:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
knaphout (L360p Bree),
vlierboom:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
fleerbaum (L360p Bree),
vlierenboom:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
flēreboom (L360p Bree)
|
vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)], [ZND m]
III-4-3
|
24505 |
vlierbes |
vlier:
flèèr (L360p Bree)
|
vlierbes
III-4-3
|
19380 |
vliering |
hanenzolder:
hanezolder (L360p Bree)
|
Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33598 |
vlies in een vrucht |
vlim:
Bree Wb.
vlömme (L360p Bree)
|
Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)]
I-7
|