32898 |
zavelen |
zavelen:
zī.ǝvǝlǝ (L360p Bree)
|
De wetstok insmeren met de vochtige "scherpe zavel"; zie de semantische toelichting bij ''strekel'' en de daaropvolgende lemma''s. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 83 en L 20, 28f]
I-3
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
hoer:
verklw. hórke
hór (L360p Bree),
lichtekooi:
lichtekuuj (L360p Bree),
pateetje:
èè patéke (L360p Bree)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23614 |
zedenpreek |
sermoen (<fr.):
sermuun (L360p Bree)
|
Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18972 |
zedig |
stil:
stil (L360p Bree),
zedig:
zedig (L360p Bree)
|
Zedig. [N 96D (1989)] || zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-3
|
23957 |
zedigheid |
zedigheid:
zedigheid (L360p Bree)
|
Zedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19560 |
zeef |
zeef:
zief (L360p Bree, ...
L360p Bree),
zieəf (L360p Bree),
zif (L360p Bree),
ziêf (L360p Bree),
zīəf (L360p Bree),
Ich hauw eine kop wi-j èè ziêf: door b.v. verwarring of koorts kon ik niets onthouden
ziêf (L360p Bree)
|
zeef [ZND 48 (1954)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33142 |
zeef in de wanmolen |
zeef:
zīǝ.f (L360p Bree)
|
De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
33225 |
zeef van de aardappelsorteermachine, algemeen |
zeef:
zīf (L360p Bree)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor de zeef in de sorteermachine bijeen. Voor zover er (lexicaal onderscheiden) aparte benamingen zijn voor de specifieke zeven, zijn deze in de drie volgende lemmata verwerkt. Vaak is het meervoud opgegeven: de zeven van de sorteermachine. [N 12, 34d]
I-5
|
19472 |
zeemlap |
zeemleer:
zii̯mlēr (L360p Bree),
ziêmlèèr (L360p Bree),
zeemslap:
zimslap (L360p Bree),
zeemsleer:
zii̯mslēr (L360p Bree),
ziêmslèèr (L360p Bree)
|
zeemlap [ZND 08 (1925)] || zeemlap (voor de ruiten) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18723 |
zeep |
zeep:
zeep (L360p Bree),
ziəp (L360p Bree, ...
L360p Bree),
zīəp (L360p Bree)
|
Zeep [ZND 03 (1924)], [ZND 04 (1924)]
III-1-3
|