e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuurbes berberis: Bree Wb.  berberis (Bree) Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)] III-4-3
zuurdeeg desem: dē̜jsǝm (Bree), dęj.sǝm (Bree), dęjsǝm (Bree) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdesem desem: deisem (Bree, ... ), dɛjsəm (Bree), Syst. Frings mnl.  dɛ̄i̯səm (Bree), zuurdesem: Syst. Wbk. van Bree  zoordeisem (Bree) desemzuur || Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] || zuurdesem || zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)] III-2-3
zuurkool zuurkool: Syst. Wbk. van Bree  zoorkêêl (Bree), zuurmoes: zoormoos (Bree, ... ), zuurmoes (Bree), zôêrmoos (Bree), Syst. Frings onz.  zōrmōs (Bree), Syst. Wbk. van Bree  zoormoos (Bree) ingemaakte witte kool [Goossens 2c (1963)] || zuurkool [ZND 08 (1925)] || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkoolstamppot stamp van zuurmoes: Syst. Frings  stōmp ˃van zōrmōs (Bree) Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)] III-2-3
zwaaien wenken: winke (Bree), zwaaien: zwejje (Bree) Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] || Zwaaien: ritmisch heen en weer bewegen, b.v. de armen (zwaaien, schwingen, zwingelen, wenken) [N 108 (2001)] III-1-2
zwaan, algemeen zwaan: zwaan (Bree) zwaan [Willems (1885)] III-4-1
zwaar paard bonk: boŋk (Bree) Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b] I-9
zwabber dweil: dweil (Bree), mop: moͅp (Bree), mops: gelijkend op een keerborstel, maar met gevlochten, katoenen franjes om de vloer mee aan te vegen  mòps (Bree), opnemer: opnemer (Bree) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)] || schoonmaakgerief III-2-1
zwachtel windel: wi-jnel (Bree), windsel: wi-jseel (Bree) Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)] || Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, zwachtel, vees). [N 107 (2001)] III-1-2