e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brede buikriem onderlicht: o.nǝrlext (Bree) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10
brede landweg dreef: drē̜f (Bree), dreeft: drē.ft (Bree), drē̜ft (Bree) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
brede tanden vaste tanden: vastǝ taǝn (Bree) Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11
breeddorser breeddorser: bręi̯.dorsǝr (Bree) Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
breekhamer kaphamer: kaphāmǝr (Bree) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a] II-9
breien strikken: strekə (Bree) breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
breinaald breinaald: brejnoͅiltš (Bree), naainaald: ss. sub noaldsj.  nejnoaldsj (Bree) #NAME? || breinaald [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
brem brem: bröm (Bree), -  brem (Bree, ... ), de e is dof en toonloos gelijk de e uit het woord de  brem (Bree), bremmenkruid: -  bremmekruud (Bree) brem [DC 47 (1972)] || brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)] III-4-3
bretel bretel (<fr.): Over de schouder.  bretelle (Bree), help: help, hellep (Bree), helpe (Bree), helpə (Bree), heͅlpə (Bree, ... ), heͅləp-heͅləpə-heͅləpkə (Bree), jarretelle (fr.): žərtələ (Bree) bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] || bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] || broekgalg, bretel || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
breuk breuk: brú:k (Bree) breuk [ZND m] III-1-2