e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeksriem boksenband: bokseband (Bree), boksəbānt (Bree), boksəbānt} (Bree), Om de heupen.  bokseband (Bree), boksenriem: boksəre:m (Bree), bòksereem (Bree), bóksereem (Bree), ss. sub reem.  bòksereem (Bree) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || broekriem || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
broeksriem? riem: rēm (Bree) riem [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
broekzak achter achtermaal: āxtərmāl (Bree), bodemmaaltje: byjəmeͅ:lkə (Bree), kontmaaltje: kóntmèèlke (Bree) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij boksenmaal: boksəma:l (Bree), boksəmāl (Bree), bòksemaal (Bree), bóksemaal (Bree) broekzak || broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  bróór (Bree) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] III-2-2
brokkelhoef weke voeten: wē̜i̯kǝ vēt (Bree) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
bromtol gromdop: gromdop (Bree), muziekdop: muziekdop (Bree) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)] III-3-2
bron bron: brōͅn (Bree), brón (Bree), spring: spręŋk (Bree), sprong: spréŋk (Bree) bron [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)] || bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8, III-4-4
bronstig breustig: brē̜i̯stex (Bree), bręi̯.stex (Bree), bręi̯stex (Bree) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen springen: spreŋǝ (Bree), willig (zijn): welex (Bree) [N 3A, 9b] I-11