33451 |
deurtje in een poortvleugel |
dendeurtje:
dø̜ndīrkǝ (L360p Bree),
ingangsdeurtje:
engaŋs˱dīrkǝ (L360p Bree),
ingewerkte deur:
engǝwø̜rǝk˱dǝ dīǝr (L360p Bree),
klein poortje:
klęi̯ pø̜rtjǝ (L360p Bree)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwaarder (L360p Bree),
huissier (fr.):
i[ə}žē (L360p Bree)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] || deurwaarder [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ānǝ šit (L360p Bree),
ōnǝ šēi̯t (L360p Bree),
dunne, de -:
aan den dunne zeen (L360p Bree),
aanne dunne zeen (L360p Bree),
kom-gauw:
aanne komgauw höbbe (L360p Bree),
schijt:
aanne sji-jt zeen (L360p Bree)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)]
I-11, III-1-2
|
21310 |
dief |
dief:
dēf (L360p Bree),
dief (L360p Bree),
schelm:
chelm (L360p Bree)
|
dief [ZND 23 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
23797 |
dienst van goede vrijdag |
houten mis:
houte mis (L360p Bree)
|
De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (L360p Bree)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
19087 |
diepzinnig |
een zekere:
des ɛinə zikərə (L360p Bree)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
24300 |
dier, beest |
beest:
biest (L360p Bree),
bieëst (L360p Bree),
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
beest (L360p Bree),
ook in ZND 23, 009
biest (L360p Bree),
dier:
deer (L360p Bree)
|
beest [Lk 19b (1956)], [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || dier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bil:
bil (L360p Bree, ...
L360p Bree),
bul (L360p Bree),
dij:
dejə (L360p Bree)
|
dij [ZND m], [ZND m] || dijen (deel v.h. been boven de knie) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
di-jk (L360p Bree),
hulte:
Van Dale: hulte, (gew.) hoogte, hobbel, knobbel
hēͅlt (L360p Bree)
|
dijk [ZND 33 (1940)] || een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)]
III-3-1
|