e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Broekhuizen

Overzicht

Gevonden: 1136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlaaischotel vlaaischotel: flaaischóttel (Broekhuizen, ... ) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1
vlaamse gaai matkolf: metkolf (Broekhuizen, ... ) gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai III-4-1
vleermuis scheermuis: schèrmoes (Broekhuizen), vleermuis: flèrmoes (Broekhuizen) vleermuis [DC 40 (1965)] III-4-2
vlees vlees: vleis (Broekhuizen) vlees [DC 03 (1934)] III-2-3
vlegelband riem: rēm (Broekhuizen) Het riempje waarmee de kap van de knuppel aan het oog van de stok is vastgesnoerd. Het is doorgaans een smal en lang schapenleren riempje dat over de kap aan de vlegelknuppel wordt gevlochten en door het oog aan de stok wordt gehaald. Meestal is het een los riempje; soms echter is deze band het uiteinde van dezelfde veter of nestel waarmee de kap aan de knuppel wordt vastgesnoerd. Soms nog wordt melding gemaakt van het gebruik daarvoor een palingvel te nemen (het type aalsvel en in L 314, 325 en 360) of een pees (in L 318b ). Zwalber is de plaatselijke benaming voor de zwaluw; overdrachtelijk betekent het woord ook een verbindingsstuk. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [vlegel], zie het lemma ''dorsvlegel'' (6.1.8). Zie afbeelding 10, e. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
vlegelknuppel, slaghout vlegel: [vlegel] (Broekhuizen) Het slaghout van de dorsvlegel is 50 à 60 cm lang en wat dikker dan het hout van de steel. Het is niet van het allerhardste hout gesneden, omdat het dan zou barsten bij het slaan op de grond; doorgaans is het van berkehout. Oorspronkelijk werd als benaming van dit "werkende deel" van het gereedschap de naam het geheel genomen, hier dus vlegel; we zagen dat ook bij de ''zeis'' (3.2.1) in aflevering I.3 en de ''zicht'' (4.3.1) in deze aflevering. Het regelmatig voorvoegsel ''vlegel(s)'' in ''vlegel(s)kop'' is niet in dit lemma opgenomen. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) [vlegel] en [vleger] zie het lemma ''dorsvlegel'' (6.1.8). Zie afbeelding 10, b. [N 14, 3c; JG 1a, 1b; L39, 13a; monogr.; add. uit N 14, 3e en 4] I-4
vleiwoord voor het varken kuus: kus (Broekhuizen) [VC 14, 2c v] I-12
vlekje op de neus snep: snep (Broekhuizen) Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c] I-9
vleugels in de wanmolen wieken: wikǝ (Broekhuizen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vlinder vlinder: vlendər (Broekhuizen), vlindmus: fliendmusch (Broekhuizen) vlinder [Roukens 03 (1937)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2