e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Broekhuizen

Overzicht

Gevonden: 1136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
damesblouse bloes: bloes (Broekhuizen) damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] III-1-3
dartel weelderig: wēldǝrex (Broekhuizen) Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g] I-9
das, sjaal das: das (Broekhuizen) das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3
de eerste uitwerpselen van het veulen pek: pęk (Broekhuizen) Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58] I-9
de eg eg: ęx (Broekhuizen  [(pl ęgǝ)]  ) Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2
de merrie dekken dekken: dękǝ (Broekhuizen) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de merrie is niet drachtig gust: gø̄st (Broekhuizen) [N 8, 48 en 49] I-9
de ploeg verstellen (de ploeg) verschevelen: vǝrsxę̄vǝlǝ (Broekhuizen) I-1
de staart couperen zwensen: zwęnsǝ (Broekhuizen) Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d] I-9
de vier zijden van een bikkelbeentje boterwiek: boterwiek (Broekhuizen), de kant van de heelt met het slangetje  boterwiek (Broekhuizen), look: lø͂ͅk (Broekhuizen), de holle kant van de heelt  lø͂ͅk (Broekhuizen), puik: de bolle kant van de heelt  pø͂ͅk (Broekhuizen), WNT: puik (III), de algemeene bet. zal bol of hol voorwerp zijn geweest, de speciale puist, pok of pukkel.  pø͂ͅk (Broekhuizen), staander: stəndər (Broekhuizen) De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)] || Kent u nog andere termen uit het spel? Wat betekenen ze? [N R (1968)] III-3-2