| 18706 |
damesblouse |
bloes:
bloes (L247p Broekhuizen)
|
damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 33824 |
dartel |
weelderig:
wēldǝrex (L247p Broekhuizen)
|
Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g]
I-9
|
| 18250 |
das, sjaal |
das:
das (L247p Broekhuizen)
|
das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 33845 |
de eerste uitwerpselen van het veulen |
pek:
pęk (L247p Broekhuizen)
|
Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58]
I-9
|
| 32763 |
de eg |
eg:
ęx (L247p Broekhuizen
[(pl ęgǝ)]
)
|
Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.]
I-2
|
| 33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (L247p Broekhuizen)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
| 33872 |
de merrie is niet drachtig |
gust:
gø̄st (L247p Broekhuizen)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
| 32685 |
de ploeg verstellen |
(de ploeg) verschevelen:
vǝrsxę̄vǝlǝ (L247p Broekhuizen)
|
I-1
|
| 33926 |
de staart couperen |
zwensen:
zwęnsǝ (L247p Broekhuizen)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
| 22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
boterwiek:
boterwiek (L247p Broekhuizen),
de kant van de heelt met het slangetje
boterwiek (L247p Broekhuizen),
look:
lø͂ͅk (L247p Broekhuizen),
de holle kant van de heelt
lø͂ͅk (L247p Broekhuizen),
puik:
de bolle kant van de heelt
pø͂ͅk (L247p Broekhuizen),
WNT: puik (III), de algemeene bet. zal bol of hol voorwerp zijn geweest, de speciale puist, pok of pukkel.
pø͂ͅk (L247p Broekhuizen),
staander:
stəndər (L247p Broekhuizen)
|
De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)] || Kent u nog andere termen uit het spel? Wat betekenen ze? [N R (1968)]
III-3-2
|