id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18706 | damesblouse | bloes: bloes (Broekhuizen) | damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] III-1-3 |
33824 | dartel | weelderig: wēldǝrex (Broekhuizen) | Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g] I-9 |
18250 | das, sjaal | das: das (Broekhuizen) | das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3 |
33845 | de eerste uitwerpselen van het veulen | pek: pęk (Broekhuizen) | Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58] I-9 |
32763 | de eg | eg: ęx (Broekhuizen [(pl ęgǝ)] ) | Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2 |
33870 | de merrie dekken | dekken: dękǝ (Broekhuizen) | Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9 |
33872 | de merrie is niet drachtig | gust: gø̄st (Broekhuizen) | [N 8, 48 en 49] I-9 |
32685 | de ploeg verstellen | (de ploeg) verschevelen: vǝrsxę̄vǝlǝ (Broekhuizen) | I-1 |
33926 | de staart couperen | zwensen: zwęnsǝ (Broekhuizen) | Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d] I-9 |
22706 | de vier zijden van een bikkelbeentje | boterwiek: boterwiek (Broekhuizen), de kant van de heelt met het slangetje boterwiek (Broekhuizen), look: lø͂ͅk (Broekhuizen), de holle kant van de heelt lø͂ͅk (Broekhuizen), puik: de bolle kant van de heelt pø͂ͅk (Broekhuizen), WNT: puik (III), de algemeene bet. zal bol of hol voorwerp zijn geweest, de speciale puist, pok of pukkel. pø͂ͅk (Broekhuizen), staander: stəndər (Broekhuizen) | De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)] || Kent u nog andere termen uit het spel? Wat betekenen ze? [N R (1968)] III-3-2 |