e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Broekhuizen

Overzicht

Gevonden: 1136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korenmijt zetten mijten: mitǝ (Broekhuizen) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kortademig dempig: dempig (Broekhuizen), kortademig: kortojjemig (Broekhuizen) kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte broek korte boks: korte bòks (Broekhuizen) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte overjas jekker: jekker (Broekhuizen) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
koster koster: köstər (Broekhuizen) koster [RND] III-3-3
kotelet, ribstuk karbonade: Syst. WBD  kermenaaj (Broekhuizen) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
kousenband bindel: biendel (Broekhuizen), (die klank (de ‰) kan ik niet weergeven; bestaat in t nederlands niet).  bēndel (Broekhuizen), kousenbindel: kousebiendel (Broekhuizen) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter kouter: kǫ.ltǝr (Broekhuizen), kǫu̯.tǝr (Broekhuizen) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraakbeen knoers/knors: knoers (Broekhuizen, ... ) kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krɛlkəs (Broekhuizen) kraaltjes [RND] III-3-2